80 jaar bevrijding:Utrechtse agenten keerden zich tegen de politietop

02-05-2025

DELEN:

Jan Vernooij 1b

Verhalen over de Tweede Wereldoorlog zijn zwart, wit en vaak grijs, zeker als het gaat over het optreden van de politie in die tijd. WEP beschrijft de verzetsdaden van enkele dienders, zoals de Utrechtse agenten die moesten onderduiken omdat ze opstonden tegen de Duitse bezetter.

Jan Vernooij 3b

Jan Vernooij.

De bisschoppelijke brief van 17 februari 1943 loog er niet om. De Utrechtse kerkelijke leiding zag met afschuw welke harde maatregelen de bezetters namen tegen onder meer Joden. Het bisdom beklaagde zich over toenemende rechteloosheid, vreesde voor het leven van gijzelaars en protesteerde tegen Nederlandse (jonge)mannen naar Duitsland sturen voor dwangarbeid. De maatregelen bracht landgenoten ook in gewetensnood. Agenten moesten immers het gezag dienen, maar dit was door de inval van de nazi’s veranderd. Daarnaast hadden politiemannen problemen met de taken die ze kregen opgelegd. De brief van het bisdom richtte zich juist tot die agenten, met de dwingende boodschap dat medewerking aan de opgelegde regels ongeoorloofd is. “[…] En mocht het weigeren van medewerking in deze offers van u vragen, wees dan sterk en standvastig in het besef dat gij voor God en de mensen uw plicht doet.” Het stond geschreven in kapitalen.

Weigering
De boodschap komt bij agent Jan Vernooij duidelijk over. Het hield hem bezig en hij merkte nadat de pastoor de oproep voorlas, dat meerdere collega’s niet over de brief uitgepraat raakten. ‘Een aantal agenten wilde met de hoofdcommissaris praten over de brief’, zou hij later zeggen*. Met vijf collega’s stapte hij naar NSB-hoofdcommissaris G. Kerlen. Zij vertelden hem dat als ze de opdracht kregen Joden of jongeren te arresteren, zij dit zouden weigeren. Kerlen was verbijsterd en vroeg of ze beseften wat ze zeiden. Hij vond het onbestaanbaar dat de agenten Duitsland afvielen. Daarnaast wees hij hen erop dat een bevel van hogerhand iets is waar zij zich niet druk over hoefden te maken. Degene die het bevel gaf, was in zijn ogen daarvoor geheel verantwoordelijk.

De dienders bleven bij hun standpunt. Ze konden prima ander politiewerk doen, zo lang het niet bevelen waren die tegen hun geloof ingingen. Rechercheur J. Körner: ‘Wij zijn geen Duitsers die alle bevelen onvoorwaardelijk uitvoeren. Als redelijk denkend mens zullen wij alleen die bevelen opvolgen die wij tegenover onze medemensen verantwoord vinden. Daarom zullen wij een bevel, onverschillig door wie ook gegeven tot het ophalen van Joden, arbeiders voor Duitsland en jeugdige personen moeten weigeren.’
Kerlen kookte van woedde. Hij eiste gehoorzaamheid. De zes zagen daarop maar één oplossing: ontslag nemen. De NSB-politiebaas vroeg even respijt om te overleggen met de Duitse autoriteit. Nadien legde Kerlen de weigeraars de consequenties van een ontslag voor. Ze zouden geen pensioen, gage of wachtgeld krijgen. Daarop riep hij de zes op hun besluit te heroverwegen. Bij het verlaten van de commissariskamer keek Jan Vernooij zijn chef nog een keer recht in de ogen: ‘Zijn gelaatsuitdrukking voorspelde niet veel goeds…’

Lijst verscheuren
De volgende dag lag er op alle politiebureaus in Utrecht een order. Wie zich wilde uitspreken tegen bepaalde opdrachten moest dat melden bij zijn afdelingschef. Het was het gesprek van de dag. Zo’n honderdtachtig agenten schaarden zich achter de zes. Dat zou betekenen dat de helft van het Domstedelijke korps op straat kwam te staan. Een onmogelijke zaak, dus werd een dienstvergadering belegd in het Oranjehuis. Iedereen moest verplicht aanwezig zijn.
De zaal zat vol, maar Vernooij zag zijn vijf medestanders niet tussen alle collega’s staan. Op een podium zaten de korpsleiding en enkele hoge Duitse officieren. Kerlen wees de zaal erop dat wie protest had aangetekend een strafbaar feit tegenover de Duitse autoriteiten beging. Door de eed waren agenten wettelijk verplicht te helpen bij de bestrijding van het Jodendom en het communisme. Ondertekenaars werd nog een laatste kans gegeven. De bestaande tekenlijst werd verscheurd. Niemand werd ontslagen.

Er kwam een nieuwe lijst en wie daarop zijn naam zette, moest vertrekken. ‘Jullie hebben je laten ompraten door een stelletje opruiers van het ernstigste soort. Doch wij zijn ook hen genadig, het is nog altijd mogelijk dat zij tot inkeer komen’, sprak de leiding. Jan Vernooij voelde nattigheid. De andere vijf waren niet gekomen. Vernooij had met zijn vrouw de situatie besproken. Ook waarschuwde een collega hem dat overvalwagens klaarstonden om degenen op te halen die wederom tekenden. De andere vijf waren al ondergedoken. Vernooij besloot toch te tekenen en het voorbeeld van de vijf collega’s te volgen, wetende dat hij zijn vrouw en zeven kinderen moest achterlaten. Zonder vast inkomen in een moeilijke tijd en bovenal onwetend wat de toekomst zou brengen. ‘Gisteren voelde ik me nog een held, maar nu had ik alleen maar angst.’

Samen met Jan Vernooij tekenden zo’n vijftien dienders voor de tweede keer. Een van hen werd gearresteerd en naar kamp Vught gebracht. De anderen gingen ondergronds. Later volgden nog enkele politiemannen hun voorbeeld. Ook zij moesten zich verstoppen. Velen ondersteunden het verzet. Ze waren geschikt voor dat werk omdat ze onder grote spanning konden werken en belangrijke informatie hadden, zoals hoe de bewaking van wapendepots en distributiekantoren eruit zag.

Gevolgen voor gezinnen
Het onderduiken had consequenties voor de familie van de agenten. Zo werd Fien, de echtgenote van agent Cees Vernooij (de broer van Jan. Cees weigerde in februari 1943 mensen te arresteren, red.), gegijzeld. Zij werd eerst naar een gevangenis in Amsterdam en vervolgens naar kamp Vught overgebracht. Als ze zou zeggen waar haar man was, mocht ze thuis blijven. Ze zei niets te weten. Het is bekend dat een gezinslid van een andere ondergedoken politieman in het geheim een waarschuwingsbriefje uit het concentratiekamp wist te krijgen. Daarin riep ze haar geliefde op zich vooral niet te melden.
Richting Kerstmis 1943 beloofde de hoogste politiechef van het land – H. Rauter – dat als de agenten hun verzet staakten, hun families voor de feestdagen werden vrijgelaten. Op 24 december vaardigde Rauter een order uit de gegijzelden vrij te laten. Desertie kwam immers niet meer voor.

In totaal weigerden 21 politiemannen de bevelen van de bezetter uit te voeren. Na de bevrijding keerden ze terug in het Utrechtse korps. Het deed hen pijn dat ze moesten samenwerken met collega’s die hen tijdens de oorlog hadden willen oppakken.

*Jan Vernooij’s woorden en het verhaal over de weigering door de Utrechtse politiemensen werden opgetekend in het boek Grenzen aan gehoorzaamheid van Arnold Vernooij.

Foto’s: familie Vernooij.

Jan Vernooij 5b

Jan Vernooij (midden) met leden van de Verkeerspolitie.

Delen

© WEP

Mis niets en ontvang 1 x in de maand al het WEP nieuws.
Adres

Willem van Lanschotlaan 1
3941 XV Doorn
Tel: 088-3340050
via Nederlands Veteranen Instituut (NLVI)

E-mail: info@wep.nu